Burgerwetenschappers hebben doorheen de jaren voor essentiële data gezorgd en op talloze manieren bijgedragen aan verschillende wetenschappelijke vraagstukken. Vaak gaat het om taken die professionele wetenschappers niet kunnen uitvoeren, omdat ze niet genoeg tijd of middelen ter beschikking hebben. Zo vragen ze aan burgers om wilde dieren te tellen of om foto's te classificeren die nuttig zijn voor het onderzoek. 

Deze manier van burgerwetenschap vult het tekort aan mankracht op, maar doet ook niet meer dan dat. Het resultaat is dat de hele burgerwetenschap daardoor nog niet op volle toeren draait. Citizen scientists op deze manier onderschatten en onderbenutten, is een ernstige fout. We kunnen de grenzen nog veel verder verleggen en zo de snelheid en diepgang van wetenschappelijke ontdekkingen verbeteren. 

De interconnectiviteit neemt toe. We kunnen die aanwenden om burgerwetenschappers integraal deel te laten uitmaken van open innovatie. Burgers kunnen wetenschappelijke agenda’s opmaken, data openbaar maken en open-source soft- en hardware delen. Als het model zichzelf heeft bewezen, kan het verder worden uitgerold om ook in niet-wetenschappelijke kringen dienst te doen.

Successen

Wetenschap uitgevoerd door burgers bestaat al meer dan honderd jaarZe doet een beroep op het collectieve verstand van leken om data te verzamelen, observeren en identificeren, om bij te dragen aan wetenschappelijke ontdekkingen en ze zo te verruimen. Er staan momenteel al enkele successen op de teller.

eBird bestudeert via scores van burgerwetenschappers en hun observaties in het veld de verspreiding van vogels. Dat leverde al negentig peer-reviewed artikels op. Did You Feel It? crowdsourcet informatie van mensen over de hele wereld die een aardbeving hebben meegemaakt. Snapshot Serengeti vraagt vrijwilligers om foto's, gemaakt in de Serengeti, te identificeren, classificeren en in te delen. 

FoldIt is een online spel waarin spelers virtueel eiwitten moeten opvouwen in de correcte structuren. Het doel is om wetenschappers te helpen onderzoeken of deze structuren geschikt zijn voor medische toepassingen. In slechts drie weken tijd ontdekte een deel van de gebruikers de kristalstructuur van een enzym dat betrokken is in aids bij apen. Het probleem was liefst 15 jaar onopgelost onopgelost gebleven. 

Galaxy Zoo is waarschijnlijk het bekendste burgerwetenschappelijk project online. Het uploadt afbeeldingen van de Sloan Digital Sky Survey en laat gebruikers toe om sterrenstelsels morfologisch te classificeren. De burgerastronomen ontdekten zo een volledig nieuwe klasse van sterrenstelsels - 'green pea-sterrenstelsels' - die het onderwerp van reeds twintig academische papers waren. 

Allemaal aanzienlijke successen, waarbij burgers hun steentje bijdroegen aan projecten die werden vormgegeven door professionele wetenschappers. Maar er zit nog veel meer potentieel in dit model. Hoe ziet de volgende generatie van burgerwetenschap eruit? 

Open innovatie

Het is de hoogste tijd dat burgerwetenschap kennismaakt met open innovatie. Het concept houdt in dat mensen de koppen bij elkaar steken en ideeën met elkaar uitwisselen om zo tot iets nieuws te komen. De veronderstelling is dat er meer bereikt kan worden wanneer er laagdrempelig wordt gewerkt en dat de middelen – inclusief de data, ideeën, ontwerpen, software en hardware – open staan voor het publiek. 

Open innovatie is collaboratief, verspreid en cumulatief. Het ontwikkelt zich doorheen de tijd. Burgerwetenschap kan hierin een cruciale factor zijn omdat de professionele amateurs een bron van data, waarden en gebruiken zijn die de wetenschap in al haar zijtakken kunnen dienen. 

De globalisering spoort deze trend aan door de alomtegenwoordigheid van het internet en draadloze verbindingen, de betaalbare toestellen om data te verzamelen (zoals camera's, smartphones, slimme sensoren en draagbare technologie) en de mogelijkheid om eenvoudig contact te leggen met anderen. De verhoogde toegang tot mensen, informatie en ideeën laat nieuwe synergieën, relaties en vormen van samenwerking ontstaan. Individuen kunnen hun tijd investeren in iets dat ze zelf graag doen.

Open innovatie zien we opduiken in wat de ‘oplossingseconomie’ wordt genoemd. In zo’n stelsel lossen burgers problemen op die gewoonlijk op het bord van de overheid belanden.

Hoe die oplossingseconomie werkt, kunnen we illustreren met het toegankelijkheidsprobleem voor onder meer rolstoelgebruikers. De Americans with Disabilities Act werd al in 1990 gestemd in de VS. Meer dan twintig jaar later hebben mensen met een beperking nog steeds onvoldoende toegang tot de publieke ruimte. Dat komt door de staat van de straten. Voetpaden zijn beschadigd of zijn er gewoon niet, stoepranden ontbreken, gebouwen zijn slechts gedeeltelijk bereikbaar enzovoort. Al deze omstandigheden kunnen een fysieke of emotionele uitdaging vormen voor mensen met een beperking.

Om dit probleem op te lossen vonden enkele individuen elkaar in burgerwetenschap, open innovatie en open sourcing. Ze ontwikkelden een mobiele en webapplicatie die helpt met het navigeren doorheen de straten van de stad. Jason Da Silva, een filmmaker met multiple sclerose, ontwikkelde AXS Map. Dat is een gratis online en mobiele app, aangedreven door Google Placed API. De app crowdsourcet informatie van mensen over het hele land en geeft de rolstoeltoegankelijkheid aan in steden doorheen de Verenigde Staten. 

Het model verbreden

Er is geen reden om de middelen en open methoden van het burgerwetenschappelijke model enkel toe te passen op wetenschappelijke vraagstukken.

Science Gossip is bijvoorbeeld een burgerwetenschappelijk project op Zooniverse. Het wortelt in de natuurhistorische victoriaanse periode, de periode die beschouwd wordt als het gloren van de moderne wetenschap, maar het doorkruist disciplinaire grenzen. In die tijd werd wetenschappelijke informatie overal geproduceerd en neergepend in brieven, boeken, kranten en tijdschriften (het was eveneens het begin van de massamedia). Science Gossip laat burgerwetenschappers kennismaken met victoriaanse natuurhistorische tijdschriften. De website vuurt vragen op hen af en stemt de antwoorden af op die van andere gebruikers. 

Het eindproduct is gedigitaliseerde data, gebaseerd op 140.000 pagina's van tijdschriften uit de 19de eeuw. Iedereen heeft eenvoudig en gratis toegang tot de data via Biodiversity Heritage Library. Het werk biedt voordelen voor natuurhistorische onderzoekers, maar is ook nuttig voor kunstliefhebbers, etnografen, biografen, historici, retorici, auteurs van historische fictie en filmmakers die op zoek zijn naar accurate omgevingen. De verzameling heeft een grote waarde die wetenschappelijke data overstijgt en is cruciaal om de tijd te begrijpen waarin de data werd verzameld. 

Het is ook mogelijk om het burgerwetenschappelijke script om te gooien en de burgers zelf te laten beslissen over wat ze willen onderzoeken. Gemeenschappen die niet gehoord worden kunnen op deze manier toch een stem vinden. Denk maar aan de bewoners van Flint, Michigan, die onderzoek naar hun drinkwater mogelijk maakten. 

Of neem nu de claim van verschillende lokale overheden om zogenaamde slimme steden te worden; steden die verbonden zijn met elkaar en informatie- en communicatietechnologie integreren om de levenskwaliteit van de bewoners te verbeteren en de troeven van de stad te managen. Burgerwetenschappers kunnen het gemeenschapsengagement en de stadsplanning direct beïnvloeden. Dat kunnen ze doen door data te consumeren en te analyseren, feedback te geven en projecten te testen. Of bewoners kunnen data verzamelen over onderwerpen die belangrijk zijn voor lokale overheden. Met technologie en open innovatie wordt dat allemaal mogelijk. 

Uitdagingen

De grootste beperking van het groeiende belang van burgerwetenschap is de betrouwbaarheid. Terwijl veel projecten bewezen hebben dat ze betrouwbaar zijn, zijn er enkelen die tonen dat burgerwetenschap soms tekortschiet. 

Een voorbeeld van dat laatste is Crowdsourced Damage Assessments. Het project gebruikte satellietafbeeldingen om de schade van tyfoon Haiyan te meten die in 2013 in de Filipijnen toesloeg. Volgens hulpinstanties was deze manier van schade opmeten door burgerwetenschappers maar voor 36 procent betrouwbaar. De schade aan gebouwen werd overschat met maar liefst 134 procent. 

Zulke betrouwbaarheidsproblemen wortelen in een gebrek aan opleiding, coördinatie en standaardisatie op platformen en in dataverzameling. Bij tyfoon Haiyan bleken de satellietbeelden niet scherp en gedetailleerd genoeg om de schade aan de gebouwen op een correcte manier te beoordelen. Vrijwilligers kregen niet voldoende begeleiding en er waren geen gestandaardiseerde methoden om de accuraatheid van de data te beoordelen. 

Een andere uitdaging van open source-innovatie is het organiseren en standaardiseren van data zodat deze ook bruikbaar zijn voor anderen. Natuurlijk verzamelen we data die geschikt zijn voor onze eigen noden – daar is niets mis mee. Toch zouden zij die de databanken bezitten zich moeten toeleggen op standaarden ontwikkelen voor dataverzameling. Zo kan iedereen die de data wil gebruiken volledig begrijpen door wie, waarom en wanneer de data werden verzameld. 

Ten slotte is de beslissing om data open te stellen – voor iedereen gratis te gebruiken en te publiceren - cruciaal. Er is een sterke en populaire vraag om data van de overheid open te stellen. Dat heeft nog niet de verhoopte impact. Ook niet-overheidsinstellingen, zoals non-profitorganisaties, universiteiten en ondernemingen, stellen hun data nog niet voldoende open. Kunnen individuen of organisaties hun data beschikbaar stellen, dan zouden ze dat altijd moeten doen. Ze sporen er toekomstige innovatieve ecosystemen mee aan.

Burgerwetenschap heeft zichzelf in meerdere domeinen bewezen. Als overheden en organisaties globalisering en innovatie willen omarmen, kan ze nieuwe domeinen aanboren. Om dat mogelijk te maken, moeten we erop toezien dat burgerwetenschap betrouwbaar is, dat data zoveel mogelijk toegankelijk zijn en dat we blijven zoeken naar manieren om het model breder toepasbaar te maken.

 

Dit is een artikel van The Conversation