Vogels ringen, bijvoorbeeld om hun wintertrek te volgen, gebeurt voornamelijk door vrijwilligers. Wil je graag mee op stap om de diertjes te ringen, dan kan je je kandidaat stellen bij het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) om een opleiding tot ringer te volgen.

Er zijn in België geen zelfstandige ringers. Als ringer ben je altijd verbonden aan een regionale werkgroep, die geleid wordt door een groepsoverste. Die zorgt voor de verdeling van de ringen en het doorsturen van gegevens zoals terugmeldingen en jaarstaten. En hij of zij begeleidt ook nieuwe ringers. 

Voel je het kriebelen, dan kan je je melden bij vogelexpert Didier Vangeluwe, die je in contact zal brengen met de groepsverantwoordelijk in jouw buurt. Een goede kennis van vogels, hun determinatiekenmerken en hun gedrag is noodzakelijk. Vervolgens loop je minstens twee jaar stage. Deze opleiding is vooral praktisch van aard: je verwerft kennis door veldwerk binnen de werkgroep. Vooral belangrijk is dat je leert wat de beste manier is om met de vogels om te gaan. Je theoretische kennis scherp je aan door te lezen. Zo raadt Didier Vangeluwe alvast het boek Identification Guide to European Passerines aan.  Na die twee jaar stage volgt een examen, dat steeds in de tweede helft van november plaatsvindt. Vervolgens kan je een wettelijke vergunning verkrijgen voor het ringen van vogels voor wetenschappelijke doeleinden. Die vergunning is beperkt tot het ringen van jonge vogeltjes in het nest. Om ook volwassen vogels te mogen ringen - en dus ook vangen - is een tweede vergunning en tweejarige opleiding en examen nodig.

De gedetailleerde procedure lees je hier.