De Surinaamse slavengeschiedenis onderzocht
Historici Coen van Galen (Radboud Universiteit) en Maurits Hassankhan (Anton de Kom Universiteit van Suriname) riepen de hulp van vrijwilligers in om de slavenregisters van Suriname openbaar te maken. Dat die zó enthousiast zouden zijn, hadden ze niet durven dromen. ‘We zijn twee maanden eerder klaar dan verwacht.’
Suriname was een Nederlandse kolonie van 1667 tot 1954. De kolonisten voerden er meer dan 210.000 slaven in. Al wie tussen 1830 en 1863 in slavernij leefde, staat geregistreerd in de slavenregisters. ‘De trans-Atlantische slavenhandel was al afgeschaft in 1830, maar smokkel was schering en inslag. Dat wilden ze voorkomen door iedereen die in slavernij leefde met naam en toenaam te registreren.
Dankzij die registers kan je nagaan wat er met iemand gebeurde door de jaren heen. Tot 1863, toen de slavernij in Suriname ten einde kwam’, legt Coen van Galen uit. Hij en zijn Surinaamse collega Maurits Hassankhan wilden de registers overzetten naar een online database voor het publiek én een wetenschappelijke database. Dat hield in: alle 17.682 pagina’s inscannen en overschrijven.
Confronterend
Die berg werk verzetten ze met de hulp van het publiek. Een deel van hun budget haalden van Galen en Hassakhan op via crowdfunding. Daarna kon het echte werk beginnen. Ze scanden de originele slavenregisters in, te vinden in het Nationaal Archief van Suriname, en zochten helpende handen om de scans over te typen. In totaal meldden 579 deelnemers zich. ‘Die kwamen vooral uit Nederland, Suriname of België. Veel mensen waren gemotiveerd omdat ze zichtbaar wilden maken wat die slavernij écht betekende. Ik had gehoopt dat het project af zou zijn tegen januari 2018 en vond dat een optimistische schatting. Uiteindelijk waren we in november al rond. Dat is echt fantastisch’, zegt van Galen.
Boven: Een passage uit een slavenregister. Bron: Nationaal Archief Suriname, InvNr 14, folio 837
Via een forum en bijeenkomsten hielden de onderzoekers contact met hun vrijwilligers. Van Galen: ‘Velen vonden het fijn om te doen, want je krijgt het idee dat je mensen tot leven wekt die er eigenlijk niet mochten zijn. Dat geeft veel voldoening. Aan de andere kant was het ook pijnlijk, bijvoorbeeld de naamgeving. Mensen in de slavernij kregen een naam van hun eigenaar. Sommigen gaven nette namen, anderen zou je nog niet aan je huisdier geven. Zwartie en Dienst bijvoorbeeld, of Amourette voor een meisje. Dat was voor velen echt schokkend.’
Zeker voor de vrijwilligers in Suriname of die met Surinaamse voorouders voelde het soms wat persoonlijk en confronterend. ‘Sommigen kwamen tot de ontdekking dat ze niet alleen van slaafgemaakte mensen afstammen, maar ook van slavenhouders. Misschien omdat een slavenhouder zijn dienstmeisje zwanger maakte, maar er zijn ook andere mogelijkheden. Iemand die vrijkwam, duikt soms tien of vijftien jaar later in de registers op als slavenhouder. In die tijd leefde tachtig procent van de mensen in Suriname in slavernij. Had je personeel nodig, dan moest je slaven kopen omdat er gewoon geen arbeidsmarkt was. Anderen wilden hun broers, zussen, ouders of kinderen vrij maken. Om dat te doen, moesten ze die eerst zelf kopen.’
Database
Van Galen en zijn collega willen twee databases maken. Eentje voor wetenschappelijk onderzoek, de andere voor het publiek. ‘De wetenschappelijke database kan ons iets vertellen over de historische demografie. Over mensen die onderaan de maatschappelijke ladder stonden, is vrij weinig informatie bewaard gebleven. Bovendien weten we vooral veel over de samenleving in West-Europa. De slavenregisters geven de kans om een negentiende-eeuwse samenleving in de tropen te onderzoeken’, verduidelijkt van Galen.
‘De publieksdatabase is bedoeld voor bijvoorbeeld voorouderonderzoek of scholenprojecten. Je kan hem gebruiken om mensen door de tijd heen te volgen en een beeld te schetsen van het leven in de slavernij. Wat betekent het voor je als je gekocht wordt en weggehaald van je familie om ergens te gaan werken? Dat soort info vindt je momenteel nergens. Met de slavenregisters kunnen we die verhalen zichtbaar maken.’
Vanaf 1 juli zijn de data te raadplegen op de websites van de Nationale Archieven van Suriname en Nederland.
Dit artikel is ook verschenen op eoswetenschap.eu