Hang vetbollen in je tuin en onderzoek het gedrag van koolmeesjes.

Wat ga je doen?

Je hangt 's avonds twee identieke vetbollen op aan een geschikte drager in je tuin. Onder één van deze vetbollen hang je een voor de koolmezen onbekend voorwerp. Dat kan iets zijn dat je zelf hebt gemaakt, zoals een tuinkabouter. De volgende ochtend observeer je de vetbollen een half uur van een afstand, zodat je de vogels niet stoort. Dat doe je het best tot vier uur na zonsopkomst. Je schrijft op hoe vaak elke vetbol afzonderlijk wordt bezocht door een koolmees. Deze aantallen geef je door aan de onderzoekers via een formulier dat je op de website kan downloaden. Je stuurt het ingevulde formulier naar bioloog Niels Kerstes. Voor je begint lees je best nog eens de volledige instructies door.

Waarom doe je mee?

De biologen van onderzoeksgroep Naturalis willen achterhalen of dieren en planten zich kunnen aanpassen aan het leven in de stad. Zo komen koolmeesjes in een stad vaker vreemde voorwerpen tegen dan wanneer ze buiten de stad leven. Zijn de vogels hierdoor banger of net minder bang voor nieuwe voorwerpen? Menno Schilthuizen kwam op het idee voor dit onderzoek tijdens het schrijven van zijn boek 'Darwin in de stad'. Hierin beschrijft hij hoe dieren en planten zich soms razendsnel kunnen aanpassen aan het stadsleven. 

Wie kan meedoen?

Iedereen mag meedoen aan dit project. Je hebt een computer nodig die verbonden is met het internet om je data door te sturen. 

Wie organiseert het?

Menno Schilthuizen is evolutiebioloog bij het Leidse Naturalis Biodiversity Center. Hij doet onder meer onderzoek naar snelle evolutionaire aanpassingen. Van 2000 tot 2006 werkte hij op Borneo (Maleisië), waar hij slakken bestudeerde.

Ik doe mee

Reacties